De Nijl in een drijvende koelbox

EGYPTE EEN OPENLUCHTMUSEUM

Van Caïro tot Aswan zijn de Nijloevers één groot openluchtmuseum. Maar minstens zo aantrekkelijk als de Oude Egyptenaren zijn hun hedendaagse landgenoten, vindt Hilde Van den Eynde, die acht dagen laveerde tussen geschiedenis en toekomst.

Zondag: islamitisch vliegen

17 uur. EgyptAir is een vrome luchtvaartmaatschappij. Het sterkste wat op de vlucht Brussel-Caïro wordt geschonken, is alcoholvrij bier. Moslimpassagiers kunnen op lange trajecten ook bidden aan boord, legt de steward uit - vanuit de cockpit geeft de piloot desgewenst de richting van Mekka aan.

23.30 uur. Bij aankomst in Gizeh loopt rond de piramides het avondlijke klank- en lichtspel op zijn einde. Mijn hotelkamer biedt uitzicht op de grote piramide, die van Cheops. Hij is kleiner dan verwacht. Dat de piramides niet midden in de woestijn liggen, maar door de oprukkende stad zijn ingesloten, is een goed bewaard geheim waarover de toeristenbrochures niet reppen.

Maandag: toeristen melken

8.30 uur. Voor het piramidecomplex aan de overkant van de straat verdringen de tourbussen elkaar al. Toeristen moeten door een veiligheidspoortje lopen waarnaast een gesluierde agente zit. Hoewel het alarmsignaal voortdurend afgaat, wiekt ze iedereen zonder verdere controle naar binnen. Behulpzaam heft ze mijn tas over de X-raymachine heen, zonder er zelfs maar even in te kijken.

De piramides fotograferen lukt slecht omdat een stoet Egyptische jongetjes steeds hinderlijk in beeld springt, net als je wilt afdrukken. Ruiters op vrolijk versierde kamelen vragen of je met ze op de foto wilt. Als je eenmaal boven op hun kameel zit, halen ze je niet weer naar beneden voor je een fikse baksjisj hebt betaald.

9.30 uur. Een laag gangetje voert tot in het hart van de piramide van Chefren. Bedoeld voor eenrichtingsverkeer en eenmalig gebruik door een dode farao, verwerkt het mangat nu een onafgebroken stroom op- en neergaande toeristen. Onderweg naar de sarcofaagkamer is het heet en benauwd. ‘Dat doe ik niet over’, zegt een Amerikaan verschrikt als hij na zijn bezoek aan de grafkamer zijn bezwete kop weer bovensteekt. Tien minuten en een claustrofobische afdaling later treed ik zijn standpunt bij.

15.30 uur. Het Egyptisch Museum in de binnenstad van Caïro heeft zijn collectie in stoffige vitrinekasten uitgestald, met summier getypte toelichtingen op beduimelde kaartjes erlangs. Het komt er gemakkelijk mee weg. De faraonische kunst is zo fabelachtig, dat je je er hoe dan ook aan vergaapt. Met als absolute topper het dodenmasker van de jonge farao Toetankamon. Nooit iets mooiers gezien.

Dinsdag: cruisen op de Nijl

4.30 uur. Onderweg naar de luchthaven voor de transfervlucht naar Aswan blijkt Caïro een stad die nooit slaapt. Mannen zitten in het theehuis te niksen, kruideniers doen goede zaken, een stratenveger veegt de snelweg schoon, een pick-uptruck vervoert in zijn laadbak een vrachtje zwaargesluierde vrouwen. Onze buschauffeur negeert elk rood stoplicht. Dat doen ook alle andere weggebruikers, zelfs als ze op een ezel zitten.

8.30 uur. Als een drijvende koelbox ligt de Oberoi Zahra aangemeerd voor de kade van Aswan. Buiten doet Opper-Egypte 45 graden in de schaduw, maar de airco van dit luxe cruiseschip haalt daar met gemak dertig graden vanaf. Behalve een dozijn armlastige reisjournalisten monsteren vandaag ook veertig betalende toeristen aan, voor een zevendaagse Nijlcruise die hen vanuit Aswan tweehonderd kilometer verder naar Luxor zal voeren. Het zijn Zwitsers, Italianen, Britten, allemaal met een flink gevulde portemonnee, maar niet altijd met de erbij te verwachten culturele en culinaire bagage. ‘This is onion, isn’t it?', vraagt een mollige Amerikaanse in het exquise restaurant van de Oberoi, terwijl ze tussen duim en wijsvinger een vakkundig geschaafde ring ui houdt.

Woensdag: verdronken erfgoed

15 uur. Op een eilandje midden in de Nijl ligt tempelvesting Philae te schitteren. Haar Isistempel dreigde vijftig jaar geleden door de aanleg van de Aswandam onder water te verdwijnen, maar werd steen voor steen afgebroken en op een aanpalend, hogergelegen eiland weer opgetrokken.

Drie zwaar getulbande mannen bewaken het tempelcomplex. Ze houden alle fotogenieke hoeken bezet, zodat je hen wel moet fotograferen, of wijzen hiërogliefen aan die in elke reisgids staan. Achteraf steken ze hun hand uit - wat moet je ook anders in een land waar de gemiddelde dagloner niet boven de 2 euro uitkomt?

Donderdag: krokodillenmummies

7 uur. Haast onmerkbaar maakt het cruiseschip zich van de kade los. Vandaag gaat de reis tot in Edfoe, honderd kilometer verderop. De designkajuiten van de Oberoi bieden kamerbreed zicht op de Nijloevers, die aan weerskanten zijn afgezoomd met zo'n honderd meter dadelpalmen en mangobomen. Daarachter begint meteen de woestijn. De Nijl is leven in Egypte. Waterbuffels staan te drinken, in het zwart geklede vrouwen putten water, blote jongetjes zwemmen. Bij een suikerrietveld zet een man er vaart achter op een ezeltje, een stel bedoeïenen staat bij een kameel.

10 uur. Wat draagt een Egyptenaar onder zijn galabiyya? Niemand die het durft te vragen, tot bij een tussenstop voor de tempel van Kom Ombo een langslopende man ongevraagd zijn rokken optilt en het antwoord levert: een onderjurk en shorts.

In de dubbeltempel die aan de krokodillengod Sobek en de valkgod Horus is gewijd, werden in ptolemeïsche tijden levende krokodillen vereerd. Die zitten er nu niet meer, in een uithoek van het tempeldomein wachten drie vermoeide krokodillenmummies op de beloofde vereniging met de zon.

17 uur. In Edfoe, vijftig kilometer verder, geven de stenen van de schitterend bewaard gebleven Horustempel een door en door doorstoofde warmte af. Twee reusachtige horusvalken houden al tweeëntwintig eeuwen de wacht bij de ingang, maar dat is ze niet aan te zien. In het heiligdom is op dit uur geen toerist meer te bekennen, wat aan een sacrale sfeer bijdraagt en een hogepriester achter elke zuil doet vermoeden. Buiten klinkt nasaal het haja-ilal-salah uit die andere godsdienst: de muezzin roept op tot het gebed.

Vrijdag: satelliet-tv

13 uur. Uit de kwartieren van de bemanning weerklinkt een klaaglijk gezang: het namiddaggebed komt op gang. Op de brug van het schip zit kapitein Abdel Maksoud Sadiq gehurkt bij het roer, gebedsmatje opgerold achter zich, koran binnen handbereik. De Oberoi Zahra heeft een state of the art navigatiesysteem maar Sadiq, die het vak als jongetje van zijn vader leerde, vertrouwt liever op zijn bootsmansinstinct om het cruiseschip langs de zandbanken van de Nijl te loodsen. Zijn stuurmanskunst wordt pas echt op de proef gesteld als hij de boot in Luxor tussen tientallen andere Nijlcruisers door moet aanmeren. De kademuur is onvoldoende lang, zodat cruiseschepen uit het goedkopere segment soms wel vier rijen dik liggen en opvarenden over elkaars dek aan de wal moeten komen. Niet zo de Oberoi: die heeft haar aanlegsteiger, eigen loopplank en eigen Egyptische soldaat voor de deur. Als de boot eenmaal aan de wal ligt, gaat de bemanning haar kleren wassen in de Nijl.

15 uur. Voor de tempel van Karnak ligt een lange rij sfinxen op wacht. De zon brandt, alle toeristen zoeken soelaas in de spectaculaire zuilenzaal van de tempel, waar het heerlijk dwalen is. Na ons aan de pracht van Karnak te hebben vergaapt, verkennen we met paard en kar de achterkant van Luxor. De armoede in de smalle stofstraten is tastbaar, maar iedereen lacht en zwaait, ook de vrouwen. In de soek liggen de kruiden hoog en kleurig opgetast. Hoe armoedig de bewoners ook leven, alle huizen hebben een schotelantenne. Egyptenaren kijken graag porno, legt gids Mohammed met glanzende ogen uit, en dat kan alleen met de satelliet.

Zaterdag: op bezoek bij Toet

6 uur. ‘Insj’Allah', zegt kapitein Mohammed goedgemutst als hij zijn warme luchtballon bij het krieken van de dag over de Vallei der Koningen de lucht instuurt. Vijftien toeristen bungelen er in een wormstekig mandje onderaan en proberen er niet aan te denken dat hier vorige winter een ballon is neergestort, met een dozijn zwaargewonden als gevolg. Drie kwartier cirkelen we boven de maïsveldjes en suikerrietplantages van Luxors westoever, waar boeren nu het nog koel is met ezels en middeleeuws alaam aan de slag zijn. De zon komt op over de Nijl en over de kalksteenheuvels waarin de grafkamers van Toetankamon en andere farao's van het Nieuwe Rijk zijn uitgehakt. De landing over een stoppelveld tussen twee elektriciteitsleidingen gaat maar net goed, driftig roept Mohammed instructies naar zijn helpers beneden, waarin alleen het woord ‘al Basket’ valt te herkennen. ‘Allah Akbar’, zegt de kapitein als hij de mand na enkele sprongetjes in parkeermodus heeft, pal op een spoorlijn.

9 uur. In de Vallei der Koningen is het vroeg op de ochtend al bloedheet. Toeristen schuiven rijtje om in de grafkamers van de farao's af te dalen. De mummie van Toetankamon ligt, klein en onbeduidend want ontdaan van zijn windsels en goud, op de plek waar hij in 1922 door de Britse egyptoloog Howard Carter werd gevonden. Het is moeilijk voor te stellen dat dit krappe stukje uitgehakte rots ooit alle schatten herbergde die nu in Caïro een dozijn museumzalen vullen.

10 uur. Een bezoek aan de grafkamer van Toetmosis III is alleen voor de fitte toerist weggelegd. Na een spectaculaire klim tussen de rotsen gaat het steil naar beneden, over een brug die een kloof overspant, en dan diep de berg in. In het duister van de rotstunnel bevoelt een Egyptenaar die zich bij de rij toeristen heeft aangesloten, het achterwerk van de dames.

Ruim zestig graven zijn al blootgelegd in de Vallei der Koningen. Niet allemaal zijn ze te bezoeken - het massatoerisme is slopend voor de eeuwenoude monumenten. In de grafkamer van Ramses IV, over de kwetsbare hiërogliefen heen, heeft een toerist de Russische versie van ‘Killroy was hier’ gestift. Maar ook in de oudheid werden de koningsgraven al gevandaliseerd, blijkt uit Griekse, Romeinse en koptische graffiti op de grafmuren.

11 uur. Even dreigt de Ramsestempel van Medinat Haboe een tempel te veel te worden, maar dit achterafje op Luxors westoever verrast door zijn felgekleurde reliëfs. Toen hij klaar was, in de twaalfde eeuw voor Christus, moet de tempel er als een peperkoeken huisje in de woestijn hebben uitgezien. De koptische christenen die de tempel een tijdlang bezetten, kalkten plaaster over de heidense taferelen, waardoor ze uitzonderlijk goed bewaard zijn gebleven.

Zondag: exit

7.30 uur. Op weg naar de luchthaven van Luxor dobbert een dode geit met opgezwollen buik in een irrigatiekanaal. Honderd meter stroomafwaarts doen drie vrouwen in hetzelfde water de vaat.